Bovenstaande zou zoiets als “een mooi jaar” moeten betekenen in het Latijn. Drie jaar geleden volgde ik een basiscursus Latijn, omdat ik er spijt van had dat ik dat op de middelbare school niet had gedaan en omdat ik toen nog van plan was om geschiedenis te gaan studeren. Erg veel talent voor de lastige vervoegingen in de dode taal had ik niet (waar ik hoge cijfers scoor op Nederlandse spelling is het met de Engelse, Duitse en Franse grammatica nooit goed gekomen), maar het stukje geschiedenis dat erbij hoorde is me wel bijgebleven.

Zo gebruiken wij anno 2018 nog altijd een van oorsprong Romeinse jaartelling, die gebaseerd is op de stand van de maan. Sterker nog, het woord “maand” is rechtstreeks afgeleid van het woord “maan”. Want een maand is ongeveer de tijd die de maan nodig heeft om een cyclus rondom de aarde te draaien.
De Romeinen begonnen het jaar aanvankelijk echter niet op 1 januari, maar op 1 maart. En het lijkt me echt een geweldig goed idee om dat weer over te nemen. Het meteorologische begin van de lente (hoewel dat met de minus zero degrees van deze week niet zo geloofwaardig klinkt), de start van alles wat groeit en bloeit, de start van het nieuwe jaar? En dan hebben we niet alle feestjes in het tot feestmaand benoemde december gepropt, maar houden we er eentje over voor later.
Het jaar van de Romeinen telde aanvankelijk slechts tien maanden. En hun weken duurden acht dagen in plaats van de huidige zevendaagse week. Pas rond het jaar 400 werd in Europa de zevendaagse week ingevoerd, volgens de Christelijke jaartelling.

De eerste dag van een Romeinse maand heette de Kalendea (raad eens waar ons woord “kalender” vandaan komt? Juist!). De vijfde of zevende dag van de maand heette de Nonae en de dertiende of vijftiende dag de Idus. De andere dagen werden benoemd via een berekening vanaf deze ijkpunt-dagen. En het jaar werd vernoemd naar de consuls die op dat moment aan de macht waren.
De Romeinen geloofde sterk in geluk en ongeluk. Oneven getallen waren geluksgetallen, maar even getallen waren ongeluksgetallen. Dus maanden met een oneven aantal dagen waren geluksmaanden en maanden met een even aantal dagen brachten ongeluk.
Ianus Ianuarius (“januari”) en Februa Februarius (“februari”) door Jacobus Harrewyn, 1698
Ook de namen van de maanden hebben we aan de Romeinen te danken. Aanvankelijk heetten de laatste maanden van het jaar heel simpel naar de Romeinse getallen 5, 6, 7, 8, 9 en 10. Die laatste vier heetten nog steeds zo: september (van septem wat zeven betekent), oktober (van octo, acht), november (van novem, negen) en december (van decem, tien). Alleen kloppen die getallen nu dus eigenlijk niet meer, want de Romeinse koning (ja, pas ongeveer 500 jaar voor Christus werd Rome uitgeroepen tot een republiek) Numa Pompilius was o.a. de vormgever van de religieuze kalender en hij besloot om twee maanden aan het jaar toe te voegen, die hij Ianurius (het Latijn kent de letter “J” niet) en Februarius noemde. Deze maanden kwamen dus achter december! Het jaar liep dus van maart tot en met februari. De maanden telden ook nog niet allemaal even veel dagen als nu, maar wat minder, het Romeinse jaar kwam toen op 355 dagen, toch 10 of 11 minder dan onze huidige jaartelling.

Op een bepaald moment liepen de maankalender en de seizoenen zover uiteen, dat de beroemde keizer Gaius Julius Ceasar in het jaar 45 na Christus besloot tot een hervorming van de Romeinse kalender, die vanaf dat moment de Juliaanse kalender werd genoemd. Het jaar duurde vanaf dat moment 365,25 dagen, waarbij die 0,25 dag om de vier jaar werd “ingehaald”. Dan is het dus schrikkeljaar en daar komt 29 februari vandaan. Er moesten hier en daar ook nog wat dagen toegevoegd worden aan de twaalf maanden en we hebben het ook aan Julius Ceasar te danken dat we nieuwjaar sindsdien vieren op 1 januari. Die lengte van 365,25 dag komt overeen met de lengte van het tropische jaar (gebaseerd op de gemiddelde tijd tussen twee passages van de zon door het lentepunt) en was al berekend door de Egyptenaren. Om weer gelijk te lopen met de seizoenen werden er aan dat jaar eenmalig drie extra maanden toegevoegd.
Mars Martius (“maart”) en Venus Aprillis (“april”) door Jacobus Harrewyn, 1698
In 1582 kwam er weer een nieuwe kalender, afgekondigd door paus Gregorius XIII en daarom de Gregoriaanse kalender genoemd. Deze kalender lijkt veel op de Juliaanse kalender, maar heeft minder schrikkeljaren. Niet alle landen (en zelfs niet alle gebieden binnen een land) voerden deze kalender tegelijkertijd in, dus daardoor kan het zijn dat data uit het verleden niet precies kloppen.
Terug naar de namen van de maanden. Januari is vernoemd naar de Romeine god Janus. Deze had twee gezichten, zodat hij zowel in het verleden als in de toekomst kon kijken. Dat past natuurlijk wel goed bij de overgang naar een nieuw jaar, dus misschien dat Julius Ceasar het daarom veranderde. Janus is ook de god van de doorgangen (deuren).
Februari is vernoemd naar Februa, de naam van een eeuwenoud “zuiveringsfeest” van de Romeinen.
Maart is weer vernoemd naar een Romeinse god, namelijk naar Mars, de oorlogsgod.
April komt van het Latijnse woord aperire, wat open maken/open gaan betekent, vermoedelijk gebaseerd op het open gaan van bloemen in de lente.
Maia Mayus (“mei”) en Iuna Iunius (“juni”) door Jacobus Harrewyn, 1698
Dan krijgen we weer een maand die vernoemd is naar een god. Een Griekse godin dit keer: mei is vernoemd naar Maia.
Ook juni is vernoemd naar een godin, maar dan een Romeinse: Juno, godin van de vruchtbaarheid en het huwelijk en zij was ook de vrouw van Jupiter, de koning van de goden.
Julius Ceasar July (“juli”) en Ceasar Augustus Augusti (“augustus”)
door Jacobus Harrewyn, 1698
Juli heette eerst heel saai quintilis (wat vijf betekent, omdat het de vijfde maand was), maar werd later vernoemd naar Julius Ceasar. Er is ook nog een legende dat Julius Ceasar niet wilde dat zijn eigen maand met een even aantal van 30 dagen een ongeluksmaand zou zijn en dat hij daarom een dag “stal” van februari, zodat zijn maand voortaan 31 oneven geluksdagen zou tellen. Februari werd hierdoor een vervloekte maand. Of deze legende op waarheid berust, valt te betwijfelen, want al ten tijde van Numa Pompelius had februari slechts 28 of 29 dagen.
De Romeinse keizer Augustus dacht: wat Julius Ceasar kan, kan ik ook: ik hernoem de maand sextilis (wat natuurlijk zes betekende, want de zesde maand) naar mezelf: augustus dus.
Diana September en Bacchus October door Jacobus Harrewyn, 1698
En daarmee is het kringetje rond. Daar ik op de 31ste van een maand geboren ben (31 maart), vraag ik me nog af of dat dan super geluk zou brengen voor de Romeinen. Maar ja, aanvankelijk had maart dus helemaal niet 31 dagen, dus eigenlijk ben ik dan op een later toegevoegde bonusdag geboren.
Informatie in deze blog is geïnspireerd op deze blog van het British Museum en met wat hulp van Wikipedia.
De afbeeldingen zijn etsen van de Nederlandse graveur Jacobus Harrewijn en ik vond ze in de online collectie van het British Museum.